Uncategorized

Is daar iemand?

Op Twitter volg ik Charlotte Bouwman en Jason die regelmatig in een GGZ-instelling verblijven. Charlotte vroeg eens chocola te sturen naar de kliniek en Jason tweette: ‘Dit. Vakantie betekent geen school. Geen school betekent geen dagbesteding. Geen dagbesteding betekent langer op kamer. Tot 22 uur per dag. Stop gesloten jeugdzorg.’


Ik moest aan deze jongeren denken toen ik de roman Als de dood zucht, houd ik mijn adem in van Lex Paleaux las. Even leek het alsof mijn digitale vrienden bij de personages op bezoek waren. Paleaux geeft acht jongeren in een psychiatrische jeugdkliniek een stem. Eén van hen heet Frank en is de schrijver zelf (als kind was hij een tijdje opgenomen). Tijdens de rondleiding merkt de jongen op dat er geen vloerbedekking ligt. ‘Een thuis is een plek waar je het fijn hebt en graag bent. Waar het warm en gezellig is en er een groot vloerkleed op een houten vloer ligt, of een hoogpolig tapijt waar je voeten in verdwijnen.’ Een koude vloer, een dwangbuis en isoleercel, een bewaker die hardhandig controleert of de pillen zijn doorgeslikt en een meisje dat ongevraagd haar borsten laat zien en haar dode vader elke middag belt, illustreren het niet-thuis zijn. Over die dode vader gesproken: hij deed iets weergaloos in zijn leven. Nadat zijn vrouw wegliep, maakte hij elke ochtend een kroontje van hagelslag voor zijn kind en bleef dat doen toen ze puber werd. Zo’n detail over hagelslag blijft je bij. Net als de verstikkende sfeer nadat een bewoonster niet meer terugkomt van het spoor. ‘De dood heeft zijn jas uitgedaan en deze ruimte als zijn kapstok gebruikt.’ Het heeft iets weg van de taal van Kristien Hemmerechts met haar: ‘De dood heeft mij een aanzoek gedaan.’

Dichter en componist Micha Hamel (onder meer bekend als dirigeercoach bij het Tv-programma Maestro) publiceerde een dichtbundel over zijn verblijf in een GGZ-instelling. ‘Ik schijn niet geaard te zijn maar beste mensen ook niet gehemeld nee nee ja ja nee ja dus therapie van een overduidelijk gecertificeerde vrouw die bloedserieus haar hand op mijn rug legt. (…) Het komt erop neer dat ik mijn voetzolen moet voelen en dat dat een avontuur is. Maar het voelt alsof de verlosser zijn sandalen kwijt is.’ 

Op de omslag van de bundel prijkt de titel is daar iemand. Kernachtiger en universeler kan niet – hunkeren we allemaal niet naar de ander, naar het ‘ik zie jou, jij ziet mij’? Boektitels kunnen kracht hebben. Israel van Dorsten, één van de kinderen van ‘de boerderij in Ruinerwold’ kwam met de titel: Wij waren, ik ben. Zijn verhaal maakt stil. Je zou denken dat de hemelse verlosser niet alleen zijn sandalen is kwijtgeraakt maar ook het laatste beetje moed in de mensheid. Israel durfde het aan om vanuit een beschadigd collectief (wij waren!) zichzelf en de ander licht te geven. Ik hoop dat dat lichtje anderen zal bereiken: Charlotte, Jason en iedereen die zich een dwalende voelt in deze wereld.

Deze boekencolumn verscheen in het aprilnummer van De Nieuwe Koers. www.denieuwekoers.nl