Blog

Stille monumenten

Sinds een tijdje mag ik, als ik aan de beurt ben, een column schrijven voor het opinieblad De Nieuwe Koers. Het is de bedoeling om een boek in bredere context te bespreken. Nog best ingewikkeld, mijn eerste stuk over Benedict Wells was te recensie-achtig. Maar ik ben blij dat ik weer een beetje schrijf – en dat het zelfs geplaatst is. Mijn volgende column gaat over Kolja, de nieuwe roman van Arthur Japin. 

 

Benedict Wells, een Duitse schrijver, is nog maar tweeëndertig en schrijft jaloersmakend over grootse thema’s. Met vaste hand, niets verhullend, maar o zo liefdevol. Ik vind hem geen jonge schrijver, maar een wijs man.

Jules, de hoofdpersoon in Het einde van de eenzaamheid, vertelt zijn verhaal achteraf. Na een motorongeluk komt hij bij in het ziekenhuis. De beginzin ‘Ik ken de dood al heel lang, maar nu kent de dood mij ook’ vormt de opmaat voor een terugblik van bijna driehonderd pagina’s.

Jules heeft een artistieke, vrolijke moeder, een teruggetrokken vader, een expressieve zus (Liz) en een hoogbegaafde broer (Marty). Tijdens een gezinsvakantie verdrinkt een hondje. ‘Er leken gezinnen te zijn die door het noodlot werden gespaard en andere die het ongeluk aantrokken, en die nacht vroeg ik me af of wij tot die laatsten behoorden.’

Als Jules tien is, verliest hij zijn ouders door een tragisch ongeval. Hij, Marty en Liz moeten naar een internaat. De levendige Jules wordt onzeker, Marty een nerd. En Liz stort zich op de jongens. Jules kan met niemand overweg, behalve met Alva, een roodharig meisje met geheimen. Zijn complexe relatie met haar zal jaren duren. Een vriendschap vol bedrog, hechting en gepassioneerde liefde.

Dit boek staat haaks op de maakbaarheid van het leven. Het gaat over onzekerheid die in zelfhaat verandert, over hoe moeilijk het is om relaties aan te gaan, over het uit elkaar groeien (en het bij elkaar terugkomen) van broers en zussen. Ofwel de mens als homo melancholicus die met verlies en vergankelijkheid moet dealen.

Als lezer lijd je mee aan Jules’ levenspijn, bemin je de mysterieuze Alva, en stap je uiteindelijk zelfs op de motor om haar (na haar dood) te kunnen bereiken. ‘En toen dacht ik aan de dood, die ik me vroeger vaak had voorgesteld als een oneindige uitgestrektheid, een soort sneeuwlandschap waar je overheen vloog. En daar waar je het wit raakte, vulde het niets zich met de herinneringen, gevoelens en beelden die je in je droeg en kreeg het gezicht. Vaak was datgene wat zo ontstond zo mooi, zo eigen, dat de ziel erin dook om daar even te blijven totdat ze uiteindelijk haar weg door het niets weer vervolgde.’

Griet op de Beeck schrijft het Boekenweekgeschenk (niks mis mee). Maar eigenlijk zou het een Nederlandstalige Benedict Wells moeten zijn, een literatuurschrijver, een man van stille monumenten.