Het menselijk tekort
Arme oude zure druif / Renate Dorrestein / hoe kan dat nou? / is de tijd je voorbij gevlogen / hou je het allemaal niet meer bij / leef je leven / gisteren in plaats van / vandaag / arme oude zure druif
Vierenveertig was ze toen ze dit briefje kreeg. Dorrestein zou zich teveel opwinden over het gebrek aan fatsoen (verhuftering was nog een onbekend woord). Nu, twintig jaar later, is haar leven inderdaad gevlogen.
In Dagelijks werk, een literaire autobiografie, blikt ze terug op haar schrijversleven. Soms geestig en ironisch, met vileine uithalen naar recensenten als Jeroen Vullings en Guus Middag. Dan weer mild en luchtig. Het kanaliseren van onze bloeddorst vond ze een vaste waarde in haar werk. Als geen ander schreef ze over het kwaad, niet alleen als een duistere macht, maar soms zelfs als iets intrinsieks, behorend bij jezelf. En daarmee komen we weer bij het begin: het belang van menselijk fatsoen in een wereld vol chaos en vervreemding.
‘Voor velen zal ik altijd die heks blijven, die oerfeministe. Dat verschrikkelijke mens. Het kan me niet schelen,’ zei ze ooit in een interview. En toch is ze zoveel meer. Net als Vonnegut, haar idool, beperkte ze zich niet tot een literair genre. Weerwater bijvoorbeeld, is een science fictionachtige roman over Almere, de enige stad die niet ondergaat in mist. Dorrestein schreef over zichzelf als één van de overgebleven vrouwen – in een meesterlijk neergezette setting die mij, als beginnend schrijver, lang bijbleef. ‘Het heeft één groot voordeel om in een wereld te leven die niet perfect is’, zegt een ex-gevangene in het boek: ‘Je hoeft zelf ook niet volmaakt te zijn. Hier word je niet depressief als je de uitzondering bent die het niet redt, want niemand redt het hier. Niemand eist hier van je dat je gelukkig bent of je dromen waarmaakt.’
Ze was de schrijver van het menselijk tekort. En daarmee bevrijdde ze de wereld van het fatale perfectionisme en de opdracht om altijd en immer maar ‘gelukkig’ te zijn. Dorresteins droom was een kunstenaarswerkplaats op te richten. Samen met Maarten, haar man, had ze een bod gedaan op een vervallen steenfabriek aan de Lek. Toen bleek ze echter ongeneeslijk ziek. En stierf ze.
Daar aan het water / bij de stenen en de vissen / daar zie ik jou / lieve zure druif / roken en schrijven / totdat je uitroept / ‘weg met het water’/ ‘het moet misten, heel hard misten’ / ‘want alleen door een gordijn van mist’ / ‘kun je wegdrijven’ / ‘kun je weggaan’.
Deze column verscheen op 8 juni in De Nieuwe Koers