‘Ik ben geen schrijver van de kale, zuivere roman.’ In gesprek met Maarten van der Graaff
In de Utrechtse wijk Lombok, op loopafstand van de grootste moskee van Nederland, praten we over geloof, schrijven en onze studententijd. Maarten van der Graaff groeide op in een gereformeerd gezin op Goeree-Overflakkee. Na twee dichtbundels schreef hij zijn debuutroman Wormen en engelen.
Binnenkort spreek je op de Literatuurdag van het Christelijk Literair Overleg. Hoe kijk je ernaar uit?
Ik heb er zin in, ook al zie ik er een beetje tegenop.
Eerder ben ik bij de remonstranten in Rotterdam en Den Haag geweest. Dat is natuurlijk wel anders dan de gereformeerde bond, daar kom ik niet over de vloer. Het is natuurlijk wel… (stilte), het is op de Driestar toch? Dat is echt zo’n plek in mijn hoofd. Dat is iets waar mensen van Flakkee ook heen gingen, dat leek me toch wel een heel steil instituut, een beetje een onaantrekkelijke plek. Ik vind het ook wel grappig, dat die werelden zo bij elkaar komen.
Je bent dertig jaar en al winnaar van twee belangrijke poëzieprijzen (de C. Buddingh- en de J.C. Bloem poëzieprijs).
Kijk, prijzen zij niet persé een uitvloeisel van hoe goed je bent. Dat zou de ideale wereld zijn. Maar prijzen zijn geluk. Het is fijn als het gebeurt, en natuurlijk is het een vorm van waardering, maar het blijft een werking van de culturele industrie. Het heeft mij wel gelukkig in staat gesteld om van schrijven mijn beroep te maken.
Want op dit moment kun je van je schrijven leven?
Ja, met alles erbij wel. Zo geef ik les op de kunstacademie in Arnhem. Creative writing heet de opleiding. De studenten krijgen mij in het derde jaar. Ik ben docent theorie. Filosofie, theorie, essays, dat soort dingen. Maar wel altijd gelinkt aan literatuur. Verder treed ik op, dat is ook weer geld. Of ik schrijf een stuk. Bij elkaar sprokkel ik mijn inkomen op.
Wat was eigenlijk de reden dat je van poëzie proza ging schrijven?
Niemand schrijft eigenlijk poëzie en proza. Je schrijft gewoon een gedicht of een verhaal. Voor mij was het niet iets wat opeens kwam. Als tiener schreef ik al. In mijn studententijd probeerde ik een roman te schrijven.
Je bent student-assistent geweest bij Johan Goud, bijzonder hoogleraar kunst en religie. Had je geen zin om het onderzoek in te gaan?
Nee, daar was ik niet goed in. Ik ben eigenlijk helemaal geen goede academicus.
Hoezo niet? Ik vind je boek soms behoorlijk academisch.
Er zit wel een hoop lezen in misschien. Ik vind het zelf een interessant proces, dat je je eigen manier van denken en lezen terugvindt in wat je schrijft. Om die ontwikkeling op die pagina te leggen. Misschien is het een poging om zo breed en helder mogelijk te communiceren. Maar echt analytisch en systematisch met een hypothese, met honderd slagen om de arm denken, nee. Ik ben te speculatief, te rommelig en te narratief daarvoor.
Ik hoorde van een collega-schrijver dat hij je boek te fragmentarisch vond. Vooral door de brieven en discussies. Zelf vind ik die losse structuur juist het thema benadrukken: de zoektocht naar wat het geloof inhoudt. Heb je hier bewust voor gekozen of kwam het al schrijvend van pas?
Het boekt begint als een vrij confessionele roman, maar naarmate het boek en de personages zich ontwikkelen, wordt het fragmentarischer. Maar dat is met opzet. Ik wilde dat verschillende delen met ademruimte elkaar zouden informeren, alsof er stukken oplichten. Veel vroege romans zijn brievenromans. Dit is eigenlijk ook een brievenroman. Dus hoe fragmentarisch, of postmodern of gek is dat nu eenmaal? Ik wilde ook een andere focus. Vaak gaan romans over de bevrijding en worsteling van één individu. Dat vind ik zo beperkt. Voor mij is het de liberale variant van de roman. Die gaat over het individu als het hoogste goed. Ik vind het juist boeiend om te laten zien hoe levens met elkaar verknoopt zijn. Via allerlei bovenpersoonlijke maatschappelijke processen, die zich vertalen in het persoonlijke.
Literatuur gaat vaak over ogenschijnlijke tegenpolen. Jan Wolkers, Maarten ’t Hart, Franca Treur, ze zijn ex-gelovigen en ex-provincialen. Toch kun je je afvragen of die breuk altijd zo zichtbaar is. Hun oude taal, hun oude verhaal, lees je op elke bladzijde. Hoe zie jij jezelf in dit opzicht?
Die tegenstelling is inderdaad niet zo duidelijk. Veel ingrediënten in het boek lijken op de bekende secularisatieroman. Een personage maakt zich los uit gereformeerde context, verhuist van het platteland naar de stad. Het lijkt het bekende verhaal. De verandering van het gelovige individu naar een geseculariseerd subject in Nederland. Maar als je dit op de boeken gaat plakken, kom je al snel in de problemen. Ik ben ook helemaal niet bezig om die boeken te reduceren, maar ik denk wel dat de mythe erom heen problematisch en eenzijdig is.
Leg uit.
De christelijke religie die achterblijft, wordt een soort ander waar je afstand van neemt. En waar ieders zelfbeeld zich aan afmeet. Religie is vrouwonvriendelijk, achterlijk, al die dingen. Ik zeg niet dat het niet klopt, maar het wordt gebruikt om de eigen onbezoedeldheid en vrijheid op te hemelen. Daar zit een soort spanning. Het individualisme kan onkritisch worden. Of het slaat om in culturele superioriteit die nergens op gebaseerd is. Gloria Wekker schrijft dat ook, in Witte onschuld, een boek over de paradoxen van kolonialisme en ras. Voor veel babyboomers is religie een trauma dat maar vlak onder het oppervlak ligt. Als deze mensen bekritiseerd worden grijpen ze naar de taal van dat trauma: zo dachten verschillende mensen dat die witte onschuld een soort erfzonde is, een eeuwige schuld, in plaats van een historisch en dus veranderbaar geval. Daarmee zijn we weer terug bij de eeuwige schuld van het christendom waar we niet van af komen. Religiositeit wordt dan voorgesteld als iets van de verdachte ander om de eigen tolerante open, democratische positie te bezingen. Die natuurlijk zijn waarde ook heeft, ik zeg echt niet dat er niet veel dingen gewonnen zijn op religie, laten we wel wezen… maar je krijgt snel een triomfantelijk verhaal.
Je ziet jezelf niet als een ex-gelovige en een ex-provinciaal?
Ik weet niet in hoeverre je waarde moet hechten aan zo’n voorvoegsel. Het is eigenlijk niks. Je kunt je beter afvragen wat je dan wel bent. Nee, ik zou niet mijn hele leven willen zien als een afscheid van iets.
Je hebt dus geen afscheid genomen?
Natuurlijk geloofde ik ooit, en geloof ik nu niet meer. Dat is wel zo. Maar het heeft met zoveel dingen te maken. Dat gebeurt bijna zonder dat je er erg in hebt. Het is nooit echt een beslissing voor mij geweest. Ik zag het ook niet als een vreselijke breuk. Ik weet waar ik vandaan kom. Ik heb leren denken en voelen in een taal die op het christendom gebaseerd is. Dat hoef ik niet te veranderen. Je wilt niet met het idee leven dat alles overboord moet. Dat is een heel beangstigend idee. Dat is ook een beperkend idee. Want niet alles in je verleden is slecht. En niet alleen de toekomst is goed.
Dacht je vroeger ook al zoveel na?
Ik was dromerig, niet altijd aanwezig en verloor mezelf in fantasiewerelden. Dan zat ik een soort geluid te maken van wat ik me inbeeldde. Ik was niet uitermate populair, pas later werd ik socialer. Op de middelbare school ging het beter, maar op de lagere school werd ik gepest. Ik zag er niet anders uit, maar mijn gedrag was denk ik anders. Dat ze me gek vonden, of niet stoer genoeg. Ik heb een zekere weerbaarheid moeten vinden. Nu ben ik juist graag met anderen. Ik vind het eigenlijk steeds moeilijker om alleen te zijn!
Niet alleen Bram, de hoofdpersoon, voelt zich alleen en onbegrepen. Ook zijn vader, Paul (de dominee), vriendin Lena en Wilfried (een oude homoseksuele katholiek). Vanwaar die fascinatie voor onbegrepen, onaangepaste mensen?
Die zijn gewoon heel interessant. Natuurlijk is het ook leuk om over mensen te schrijven die netjes in de pas lopen, maar als iemand een beetje antagonistisch is, is dat wel boeiend ja. Ik hou wel van dat soort mensen. Bokkige, kritische, moeizame mensen.
Ben je zelf ook zo?
Ik ben niet uiterst moeizaam, geloof ik. Sociaal gezien ben ik best makkelijk. Maar als je me langer kent, kom je bij andere dingen uit. Ik ben best koppig bijvoorbeeld. Of een beetje prekerig soms. Dwars ook. De personages in mijn boek zijn boeiend omdat ze iets laten zien van de spanning tussen behoren tot en horen bij. Spanning met andere mensen ervaren is makkelijk. Maar met je eigen mensen is heel anders. Lena zegt ergens dat ze een soort voetnoot is in zijn verhaal. En dat is ze in zekere zin ook. Ik laat haar elke keer commentaar leveren op Bram, en daar is ze op een gegeven moment ook klaar mee. Ik zag het zo voor me, dat ze ook tegen mij als schrijver zei: ‘mag ik even wat meer ruimte dan dit?’
Veel geciteerde gelovigen zijn dwarsliggers. Ze passen, net als Bram, niet in het script. Simone Weil bijvoorbeeld, die zich liet inspireren door Sint Fransciscus. Wordt het niet too much met al die dwarse mensen?
Er zitten niet veel personages in die rechtlijnig zijn. Dat klopt. Ook de historische figuren ja. Ik weet niet of het teveel is. Ik ben geen schrijver van de kale, zuivere roman. Ik ben een schrijver van de veelheid. Daar zal ik misschien achter moeten komen. Dat is ook een leerproces. Ik ben niet iemand die iets uit wil puren tot zijn meest serene, puntige vorm.
Alle personages willen opgenomen worden in een groter geheel, ze willen ergens bij horen, ze willen er niet alleen voor staan. Wil jij dat ook eigenlijk?
Oh, dat is een moeilijke vraag zeg. Het leven is gelukkig groter dan jij bent. Dat je verlangt naar dat ervaren, dat geldt voor heel veel mensen, ook voor mij. Gisteren zei iemand tegen mij dat ze ging kickboksen en dat ze zich afvroeg of dat haar eigen verlangen was. Want ze merkte dat veel jonge vrouwen uit haar omgeving het ook deden. Je bent altijd onderdeel van dingen die je niet beheerst. Van dingen die je niet begrijpt en niet meteen ziet. Om dat te zien is goed, maar ook beangstigend, hoe dan ook.
N.a.v. Maarten van der Graaff, Wormen en engelen, uitgeverij Atlas Contact, 20,99 euro. Op 17 november spreekt Maarten van der Graaff op de Literatuurdag van het CLO. Ook Els Florijn is spreker. Locatie Driestar College, Gouda. Meer info: www.literatuurdag.nl
Foto: Bianca Sistermans