Beste Marion Bloem,
Ik ben zo’n Nederlander, een totok blanda, die tot voor kort amper wist wat er op 15 augustus te herdenken valt. Ik wist wel dat het met Indonesië te maken had, maar daar bleef het ook bij. Ik schaam me daarvoor. Ik schaam me niet alleen voor mijn onwetendheid, maar vooral voor het (onbewust) jarenlang negeren van onze Nederlandse geschiedenis.
Jouw nieuwste boek Indo was voor mij een startpunt van een reis. Ik heb me verdiept in de Atjehoorlog, in de genocide onder Soekarno (‘Dood aan de Indo’s), in de Slag bij Krawang (ik wist alleen van de Slag bij Nieuwpoort), in Ben Bot met zijn ‘Indonesië, hou toch eens op met excuses,’ in racismepolitiek.
Je overgrootmoeder werd als twaalfjarig meisje meegenomen naar de kazerne. Nadat ze uitgeprobeerd was door mannen, moest ze onder het bed van ‘haar’ militair slapen. Een jaar later kreeg ze een baby, jouw oma Emma. Het wordt nog wranger als ik lees dat het jonge meisje geronseld werd vanwege de schuld van haar vader bij de Nederlandse overheid.
‘Het Indië van mijn ouders is gestorven, of heeft nooit bestaan,’ schrijf je ergens. Mijn geschiedenislessen dateren uit de jaren negentig op een middelbare reformatorische school. In mijn herinnering werd er weinig gedoceerd over het kolonialisme. Of misschien wat in de marge over politionele acties. Misschien helpt het jou, Marion, dat ook een (witte) protestantse opvoeding zijn schaduwkanten heeft. Zo hoorde ik pas tijdens mijn studie kunstgeschiedenis voor het eerst over katholieke schuilkerken. Ik voelde me behoorlijk voor het lapje gehouden.
Tijdens een uitzending van Mondo zei Thom Hoffman dat er een overvloed aan Indische familieverhalen bestaat. ‘Als je het persoonlijke er elke keer bij haalt, verlies je de kijk op de geschiedenis.’ Zijn fotoboek Een verborgen geschiedenis zou wel objectief zijn. Nu wil ik nog naar zijn tentoonstelling in het Wereldmuseum (Dossier Indië, tot en met 14 juni), maar ik vroeg me af hoe jij zo’n statement ervaart.
Sinds 1983, na jouw debuut Geen gewoon Indisch meisje, ben je een boegbeeld van de Indo. In het slothoofdstuk van je boek vertel je dat je niet meer Indisch genoemd wilt worden. ‘Ik wil gewoon zijn wie ik ben. Ik wil dat niemand mij nog indeelt.’ En: ‘Ik hoef niet te weten tot welke cultuur ik behoor, omdat een cultuur net als identiteit dynamisch is en dat ook moet zijn, omdat ze anders gedoemd is te sterven.’ Over dat laatste zou ik nog wel iets meer willen lezen, want voor mij ging je wat snel.
Ik zie uit naar de film over Multatuli van je zoon, trouwens!
Groet, Marieke van Meijeren
Deze column verscheen in het aprilnummer van De Nieuwe Koers.