Blog

Het vogeltje was nog nat toen Fabritius stierf

Soms verschijnen er boeken die echt iets nieuws vertellen, althans voor mij dan. Zo schrijft de Schotse Laura Cumming over de Delftse Donderslag, een ontploffing in het kruitmagazijn in 1654. Het was een nationale ramp, die explosie. De knal was zo luid dat hij op Texel te horen was. Een soort Beiroet-ervaring, in 2020. Johannes Vermeer ontsnapte aan de dood, maar Carel Fabritius (bekend van onder meer Het puttertje) stierf. Hij was tweeëndertig jaar.

Op een CT-scan van Het puttertje zijn sporen van de explosie te zien: minuscule deukjes, korreltjes ontploft buskruit. Ook blijkt dat de verf nog niet uitgehard was. Het vogeltje was nog nat, toen Fabritius stierf. De schilder heeft geen graf, in tegenstelling tot Vermeer en zijn vriend Van Leeuwenhoek die in de kerk van Delft liggen. Geen praalgraf dus, maar een klein, vastgeketend vogeltje dat, wat ik eigenlijk wel vind, als laatste eerbetoon mag dienen.

In haar boek Donderslag. Een memoir over Fabritius, kunst en onaangekondigde dood vertelt Cumming over schilders als Van Goyen (die in tulpen speculeerde, met rampzalig gevolg), Emanuel de Witte die zo’n feeks als vrouw had dat hij zichzelf verhing en Carel Fabritius, een teruggetrokken schilder wiens vrouw en kinderen jong stierven. De gemene deler is de armoede die de schilders treffen, het noodlot dat toeslaat, de schulden die uitstaan bij schoonfamilies. Maar ook: de ontzagwekkende kracht van kunst. De Witte schilderde vooral kerkinterieurs met namiddaglicht dat als het ware over de vloer strijkt. Cumming: ‘Hoe is het mogelijk dat zo’n onthechte, ongelukkige man zo’n lucide en verheven visioen heeft kunnen schilderen; en dat hij dat keer op keer heeft gedaan? Misschien is dat het wonderbaarlijke van kunst, en het nobele van hen die haar scheppen: dat ze al het aardse lijden ontstijgen.’

In haar dankwoord verwijst ze naar Augustinus: ‘De doden zijn niet afwezig, ze zijn alleen onzichtbaar.’ Over die onzichtbare, en soms vergeten, doden gaat ook het tweede boek dat ik wil noemen. Lander Deweer ontdekte op een kerkhof in Korsele het graf van dominee Pieterszen. Het was deze schilderende dominee naar wie Vincent van Gogh op zoek was: hij liep er zelfs drie dagen en twee nachten voor. In het boekje De vergeten voettocht van Vincent van Gogh gaat het over de Geuzenhoek, een protestantse enclave in Vlaanderen. De schrijver bezoekt de kerk (‘een zwartekousenkerk is dit geenszins’) en de laatste nog levende geuzen. Eén van hen vertelt over betovergrootvader Pieterszen en laat mappen kostbaar tekenmateriaal zien. De dominee, geboren in Middelburg, zou bemiddeld hebben om Van Gogh een opleiding tot prediker te laten volgen. Die Vlaamse Opleidingsschool werd geen succes, ook het evangeliseren onder mijnwerkers niet. De Christus van de kolenmijn, zoals Van Gogh smalend werd genoemd, nam daarna pen en penseel op om het zichtbare en onzichtbare te vereeuwigen. ‘Misschien hebt u wel gelijk en ben ik alleen maar een nietsnut en leegloper hier op aarde.’

Deze boekencolumn verscheen in De Nieuwe Koers. www.denieuwekoers.nl

Reacties uitgeschakeld voor Het vogeltje was nog nat toen Fabritius stierf