Ontsnappen
Een blog over doodskisten. Wil je nog verder lezen? Oké, ook over een stukje hemel, beloofd! Ik weet niet wat het is, maar ik vind de laatste behuizing een nogal nare. Hoe rationeel ik er ook naar kan kijken, en mezelf steeds kan voorhouden dat je er ‘niets van voelt’, toch blijft het zuurstoftekort in een kist me beklemmen (over beeldspraak gesproken).
Het mooie is dat je, als schrijver, de macht hebt om dingen naar je hand te zetten. Zo wil ik eigenlijk helemaal niet dat Maria, de 82-jarige hoofdpersoon in mijn roman Een hemel zonder schroeven, wordt begraven. Toch laat ik het gebeuren, maar tegelijkertijd laat ik haar hierdoor(voor iedereen onzichtbaar) ontsnappen.
Zo voelt dat dus, wanneer geliefden je dragen. Ze probeerde de mannen voor zich te zien, de drie links en de drie rechts onder haar. Het geluid van de voetstappen, het ritme van de schommeling, het geschuif rond de handgrepen – alles ging met een vanzelfsprekendheid alsof er dagen op geoefend was. Een streep licht, een schemering blauw, even maar. ‘Houd het deksel op z’n plek,’ hoorde ze Seth zeggen. ‘Nee, geen schroeven; die wilde mijn moeder niet.’
Met dit fragment begint het laatste hoofdstuk. Maria wordt naar de begraafplaats gedragen. Een naargeestig moment misschien. Ik blijf het echter mooi vinden, een roman als cirkel – want het boek begint en eindigt op dezelfde plek, een Zeeuwse begraafplaats met schapen, wilgenkatjes en graszoden.
Ontsnappen aan het leven en de dood, aan alles wat de adem beneemt, wat beklemt. De hunkering naar vrijheid, naar lucht. Een mogelijkheid dat doodskisten van binnenuit geopend kunnen worden. Gelukkig is het laatste hoofdstuk (waar het fragment uit komt) symbolisch. De titel ‘De metamorfose’ verwijst naar de klassieker Metamorfosen van Ovidius waarin godinnen veranderen in laurierbomen, berinnen of zwanen. De oude Maria laat ik transformeren tot een zwaan – een sterk, sierlijk beest.
Haar neus en mond groeiden uit tot een spitse snavel, haar zwarte trouwjurk veranderde in een wit verenpak, haar armen werden reusachtige vleugels.
Terwijl grafdelvers haar graf dichtgooien, stijgt ze op en beleeft een soort hemelvaartdroom. Ze ontmoet Elia, de man die met vuur naar de hemel ging, zonder dichtgeschroefd te worden in een kist.
Het was ‘m. De man met de verweerde kop, de ongekamde zwerversbaard, de vlammende ogen.
Doodskisten zijn niet naar, ze zijn verschrikkelijk. En ik kan het weten, want ik heb er eentje uitgeprobeerd om erover te kunnen schrijven. Het is niet zomaar donker, het is diepzwart daar binnen. Om nog maar niets te zeggen over de harde ondergrond (slechts bedekt met een lapje satijn). Nog geen tien seconden hield ik het uit. Later grapte de uitvaartondernemer dat hij weer een verhaal te vertellen had aan zijn collega’s.
Een hemel zonder schroeven – zonder de droefheid van het leven, of de onmogelijkheid er grip op te krijgen. Zonder levensangsten, zonder gebrokenheid.
Zolang die hemel er nog niet is, blijf ik schrijven, tekenen, mozaïeken, in de tuin werken. Want inmiddels weet ik, door het dal van een diepe depressie heen, dat ik mijn zoekende geest moet voeden. Zonder eten word ik ziek, zonder input ga ik dood.
Tijdens het schrijfproces maakte ik tekeningen. Gekke, grappige, leuke, verdrietige plaatjes. Over de pumps van de psychiater (met een bungelend doosje pillen eraan), over een ballerina, over meeuwen bij de zee. In de komende blogs zal ik wat tekeningen laten zien en voorzien van een ‘bijschrift’.
P.S. Dat ik wat minder technisch ben aangelegd, blijkt wel uit de houtskooltekening. Iemand wees me erop dat het geen schroef, maar een spijker was ;-). Maakt mij niet uit, het verbodsbord is groot genoeg…