Special Forces – kamp Moeyersoons
Wat doe je als schrijver en je een poos in een revalidatiecentrum nabij Brussel verblijft? Eerst natuurlijk trainen en zien te overleven. Maar gaandeweg open ik steeds meer mijn ogen en kijk om me heen. Ik voer gesprekjes aan tafel en luister naar mensen die veel of weinig ‘goesting’ in het leven hebben. Ik proef Belgisch tafelbier bij de warme lunch, lach met een 96-jarige oud-sportjournalist die een tweede glas van het personeel probeert te krijgen en ben vooral veel, heel veel aan het trainen. Dat is geen half uurtje fysiotherapie naar Nederlandse begrippen, maar drie tot vier uur per dag. Deels in de zaal en deels in het water.
Vier weken geleden werd ik geopereerd aan mijn knie in België. De operatie verliep goed, maar ik kreeg veel pijn in de dagen erna. De fysiotherapeut kwam één keer aan huis en liet mij wat lichte oefeningen doen. Ik sliep amper en mijn been verkrampte steeds meer. De huisarts schreef sterkere pijnmedicatie voor. Toen dat niet afdoende hielp en hij me morfine gaf, zei hij dat ik het ziekenhuis moest bellen. De orthopeed wilde mij dezelfde dag nog zien. Eenmaal in België vond hij de doorbloeding niet goed en stelde een opname voor. Hoewel het me overviel, was ik blij dat hij actie ondernam. Ik werd naar revalidatiecentrum Ter Sig gebracht en na aankomst door fysiotherapeuten op de behandeltafel onderzocht. De dagen die volgden waren zwaar, maar dag na dag kwam er meer beweging in mijn been en kreeg ik meer kracht.
“Denk eraan, goede mensen gaan naar de hemel, slechte mensen naar de hel. Anders gezegd: goede mensen gaan omhoog, slechte mensen omlaag.” De fysiotherapeute keek me aan toen ik voor het eerst de zwembadtrap af moest. “Dus eerst je slechte been als je naar beneden gaat, ja zo!”
Nu ben ik een paar weken verder. Soms voel ik me een soldaat – niet wetend hoe lang het trainingskamp nog duurt, niet wetend hoeveel uur slaap ik de volgende nacht zal hebben, niet wetend hoeveel pijn er nog komt. Mijn man vindt mij commando-waardig (we kijken graag naar ‘Kamp van Koningsbrugge’, in België een soortgelijke variant ‘Kamp Waes’).
Op een regenachtige novemberavond, 21 jaar geleden, werd ik aangereden door een auto. Mijn leven veranderde voorgoed. In het ziekenhuis bleek dat mijn knie er behoorlijk ernstig aan toe was. Na de operatie verbleef ik drie weken in het ziekenhuis, liggend aan een knie-machine. Ik was zeventien, een pubermeisje, een kind nog.
Jaren vervlogen. Dokters passeerden de revue. Ik kreeg zenuwblokkades vanwege pijn en volgde een jaar lang dagbehandeling in revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht, een centrum dat in Nederland goed aangeschreven staat. Ik kreeg creatieve therapie, en gesprekken met een psycholoog en maatschappelijk werker. Doel was om met mijn fysieke handicap om te gaan. Fysiotherapie en sport waren minimaal en stonden op dezelfde hoogte aangeschreven als de eerder genoemde activiteiten.
Nu, zoveel jaar later, realiseer ik me dat de Belgische zorg zoveel beter geregeld is dan de zorg in Nederland. Als ik direct na het ernstige knie-fractuur goede zorg in België had gehad, was mijn leven wellicht anders verlopen. Ik had mijn studie niet een jaar stop hoeven te zetten (want in drie weken intensief trainen bereik ik meer!). In die 21 jaar ben ik door diverse orthopeden in Nederland gezien. Ze zeiden allemaal dat de knie er nog goed uitzag en dat ze weinig voor me konden doen. Dokter Moeyersoons, de orthopeed die mij onlangs opereerde, was de eerste die het aandurfde. Tijdens de operatie zei hij: “Je hebt een zeer beschadigde knie. Vergelijkbaar met iemand van 65 jaar.”
In het revalidatiecentrum waar ik verblijf, werken vakmensen. In tegenstelling tot Nederlandse fysiotherapeuten zijn zij universitair opgeleid (de basisopleiding duurt vijf jaar, daarna volgen er specialisaties). Ze vinden het normaal om elke patiënt lange tijd op de behandeltafel te mobiliseren. Ze zijn niet vies om met hun handen te werken en voelen elke dag hoe het daadwerkelijk met iemand gaat. In mijn geval buigen en strekken ze de knie steeds verder op. En ja, dat kan “wat lamentant” zijn, om een Vlaamse uitdrukking te gebruiken.
Pas stootte een oude dame een kan met water op haar rollator om. Ze begon prompt te huilen. Ik had met haar te doen. Er kwamen twee verpleegkundigen, de ene dweilde de vloer schoon en de andere hurkte bij de huilende dame neer. Ik zag haar een arm om de schokkende schouders heenslaan: “Niet wenen, het geeft allemaal niets.” Toen de vrouw rustiger werd, veegde de verpleegkundige met haar hand de tranen van de wangen van de oude dame. Een onvergetelijk beeld, wat alles zegt over de zorg vanuit het hart.
Het leven kan pijn doen en verdrietig zijn. Dat zie ik bij revalidanten, maar ook bij mezelf. Sinds de operatie heb ik gebroken nachten, omdat de zwelling nogal hardnekkig is. Het zorgpersoneel blijft me echter motiveren – van een keukenprinses die mijn bord nog een keer opschept tot een sportinstructeur die mij nieuwe oefeningen in het water geeft. In ieders ogen zie ik passie en bewogenheid.
De komende tijd zal ik nog twee dagen per week hier trainen. En daarna vooral veel, heel veel fietsen (5 tot 6 uur per dag). Een knie-prothese is in zicht, maar kan op deze manier nog uitgesteld worden. Dat wordt een hometrainer in de kamer en al fietsend naar ‘Kamp van Koningsbrugge’ kijken. Ik vind mezelf en alle revalidanten (mét het personeel van Ter Sig) commando-waardig.
Dank Vlamingen, dank reva-team, dank dokter Moeyersoons.