Vroeger hadden we een dominee die steevast zijn preek begon met: ‘Geliefde medereizigers naar de eeuwigheid.’ Ik vergeet het nooit meer. Het had op de een of andere manier iets warms, het geliefd zijn. Maar ook iets ernstigs omdat het ging om de eindbestemming, het eeuwige, het eindeloze.
Voor het eerst heb ik ‘Een hemel zonder schroeven’ herlezen. Sinds de publicatie, maart 2017, heb ik het boek in de boekenkast gezet en nooit meer ingezien.
Ik ben zo’n Nederlander, een totok blanda, die tot voor kort amper wist wat er op 15 augustus te herdenken valt. Ik wist wel dat het met Indonesië te maken had, maar daar bleef het ook bij. Ik schaam me daarvoor. Ik schaam me niet alleen voor mijn onwetendheid, maar vooral voor het (onbewust) jarenlang negeren van onze Nederlandse geschiedenis.
De laatste tijd schrijf ik weer. Soms een paar regels, soms zomaar een half verhaal, soms bijna niets. Mijn diesel pruttelt. Maar uiteindelijk kom ik (soms) op gang door naar vogels te kijken, of naar afvalcontainers of geparkeerde auto’s. Of naar de witte kringelwolkjes uit schoorstenen (we hebben het bureau op zolder gezet, misschien dat die verhuizing voor de onverwachtse inspiratie zorgt).