Een mondkapje van een zak paardenvoer. Leopold II (1853-1909), de roemruchte koning van België, was bang voor virussen. Heel bang zelfs. Dagelijks informeerde hij of er zieken waren. De kranten die hij wilde lezen, moesten met de hand gestreken worden. Deze informatie troost – we zijn mens.
Een verhuizing naar de andere kant van het land valt niet mee. Zeker wanneer je eerst tijdelijk in een vakantiehuisje gaat wonen. Over dat huisje straks meer, want het is alleraardigst.
Maar eerst die stickerellende. Ik heb wat geplakt. Vier soorten stickers (verhuisdozen voor ons tijdelijk onderkomen, verhuisdozen voor twee adressen schoonfamilie, verhuisdozen voor opslag). De verhuizers dachten dat we een domineesechtpaar waren. Omdat we zoveel boekendozen hadden. Ik vertelde dat ik schrijver was. Eigenlijk zeg ik dat nooit. “Maar je maakt ook beelden,” zei een verhuizer. “En dát daar.” Hij wees naar een mozaïek met de Alpha en Omega. Ontroerend om te zien hoe voorzichtig hij “dat daar” inpakte.
Sinds mijn man een andere baan heeft, is migratie een onderwerp aan de keukentafel. Eerst werkte hij bij een ontwikkelingsorganisatie, we woonden ook in Congo. Nu voert hij gesprekken met (al dan niet uitgeprocedeerde) migranten. Wat ik inmiddels weet, is dat het verhaal rond migratie en asiel ingewikkelder is dan ik dacht. En dat literatuur kan helpen om inzicht te krijgen in een grotere wereld om ons heen.
Ik zit hier op een stenen muurtje, vlakbij jou. Achter de oleander lig jij dood te gaan. Er zit zo’n twee meter tussen ons, denk ik. Want katten willen alleen sterven, weet ik. Wil jij dat, alleen sterven? Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om jou alleen te laten. Ik zit bij jou. Ik zeg niets, maar ik ben er. Voel je het?