En nu, voor het eerst, moet ik zien te rouwen
“En nu, voor het eerst, moet ik zien te rouwen in mijn taal, die me mijn eigen vergankelijkheid heeft verraden – ik vraag me af: waarom nu pas, waarom niet vroeger, of later? Waarom kijk ik af en toe, even vergenoegd als gepijnigd, naar de botten in mijn handen nu zij deze woorden opschrijven? Het gemak waarmee ze de pen of het klavier beroeren kan niet verhullen dat een toekomstig skelet op het toetsenbord een danse macabre uitvoert. Het is alsof ik door mijn eigen weefsels heen kijk. Het lichaam is voor mij altijd dat geweest wat de taal voor onbepaalde tijd opschort, in pijn, angst, lust of extase, zoals de taal ons de terugkeer belemmert naar het blote dier dat we zijn. Ik voel hoe het stampt in mijn slaap, dat beest, om de woorden van zich af te schudden. Het maakt me wakker.”