Mijn vader draaide zich om en keek me aan
“Mijn vader draaide zich om en keek me aan. Op zijn gezicht lag een uitdrukking van ontzag, woede, verwarring en verdriet, allemaal tegelijk. Ik herinnerde me die uitdrukking. Toen mijn moeder ziek was, had ik haar een keer getekend toen ze in het zonlicht zat in de woonkamer en hij had staan kijken in de deuropening en gezien hoe ik sigarettenas gebruikte om diepte in haar gezicht en haar lichaam te krijgen. Toen had hij me precies zo aangekeken. Wie ben je? Scheen hij te willen zeggen. Ben je werkelijk mijn zoon? Hij had toen niets tegen me gezegd. Hij zei nu ook niets. Hij nam mijn moeder bij haar arm en leidde haar door de zwijgende menigte. Hij liep langzaam en waardig. Hij keek strak voor zich uit en bewoog zich met een wanhopige kalmte.”